Algemeen kaderHet wortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi is een nematode die ernstige opbrengstverliezen veroorzaakt in gewassen zoals maïs, aardappel, tomaat, suikerbiet, wortel en schorseneer. In België is het een quarantaine organisme. Rechtstreekse bestrijding van de plaag is, bij gebrek aan bruikbare gewasbeschermingsmiddelen, niet mogelijk. Door in de teeltrotatie een aaltjesresistente groenbemester zoals bladrammenas in te schakelen kan de nematodenpopulatie in de bodem wel onderdrukt worden. Althans de ziektedruk verlaagt. Echter, de veredeling van bladrammenas naar resistentie tegen M. chitwoodi gaat traag en moeizaam, omdat de wetenschap het feitelijke resistentiemechanisme nog niet doorgrondt. Dit project moet die kennis vergroten.
OnderzoeksaanpakWe inoculeren zaailingen uit verschillende rammenaspopulaties met larven van de nematode. Met name J2-larven, dit zijn vrijlevende besmettelijke larven, in larvaal stadium 2, van M. chitwoodi onder gecontroleerde omstandigheden. Tomaatplantjes dienen als positieve controle. Na inoculatie bekijken we of de J2-larve al dan niet de wortel ingaat, of er zich een voedingssite vormt, of de larve zich ontwikkelt tot volwassen vrouwtje en of dit vrouwtje een eimassa produceert. De verschillen tussen de rammenaspopulaties worden in kaart gebracht. Nadien worden de resultaten uit het labo bevestigd in een veldproef.
Relevantie/ValorisatieOnderzoeksresultaten uit dergelijke projecten worden gepubliceerd in wetenschappelijke vaktijdschriften. Zo dragen ze bij tot de (wereldwijde) optimalisatie van de screeningmethode naar resistente planten. We verwachten tegelijk ook een snellere ontwikkeling van bladrammenascultivars met een verhoogde, duurzamere resistentie tegen het wortelknobbelaaltje.