Algemeen kaderBij de aanmaak van voeder bestaat de mogelijkheid dat er ongewild restanten van actieve stoffen terecht komen in de opeenvolgende batches, wat gekend is als kruiscontaminatie. In welke mate is dergelijke kruiscontaminatie belangrijk voor overdracht van deze stoffen naar pluimveeproducten zoals vlees en eieren ? Is het mogelijk aan de hand van reeds gekende gegevens en met de gevens bekomen in het RESPOUL project een mathematisch model op te stellen dat voorspelt of er (en in welke mate) diergeneesmiddel of additief zal zitten in de eieren of het kippenvlees indien dezelfde actieve stof in een ongewenste hoeveelheid in het voeder van de kippen zat.
OnderzoeksaanpakAllereerst wordt een databank van de chemische componenten met een aantal fysicochemische en farmacokinetische eigenschappen aangemaakt. Na een literatuurstudie (welke proeven zijn reeds uitgevoerd in dit kader?) realiseren we in vivo dierproeven zowel met leghennen als met vleeskippen. De dieren krijgen na een 10-daagse (leghennen) of een 12-daagse (vleeskuikens) voorperiode gedurende 14 dagen experimenteel voeder (met aanwezigheid van een bepaalde concentratie actieve stof) ter beschikking. Dan volgt een 16-daagse depletieperiode waarin de dieren opnieuw blanco voeder krijgen. Op basis van de resultaten bekomen in de dierproeven kan de overdracht van een molecule van het voeder naar diverse pluimveematrices (spier, lever en ei) bepaald worden. Daarnaast zoeken we een correlatie tussen de gemeten residu concentraties en bepaalde fysicochemische en farmacokinetische parameters. Tenslotte construeren we een voorspellend wiskundig model om de overdracht van een molecule naar eimatrices te bepalen.
Relevantie/ValorisatieAlgemeen kan gesteld worden dat er, afhankelijk van de actieve stof, overdracht is van diergeneesmiddelen/voederadditieven vanuit het voeder naar eieren, kippenvlees en -lever. De mate waarin er transfer optreedt vanuit het voeder naar dierafgeleide producten is afhankelijk van onder andere de hoeveelheid van de component in het voeder en de voorkeur van de component voor elk van de producten. In sommige gevallen kan dit leiden tot concentraties die de wettelijke normen overschrijden. Er kunnen geen veralgemeningen of voorspellingen gemaakt worden voor wat betreft de overdracht en de verdeling over de weefsels. Veelal wordt een hogere overdracht vastgesteld voor lever dan voor vlees. Voor ei zien we dat de verdeling tussen dooier en eiwit niet te voorspellen is maar dat die wel bepalend is voor de tijdsduur waarbinnen de actieve stof in het ei wordt teruggevonden. Bij het opstellen van het mathematisch model komen we tot het punt dat er een aantal formules zijn, maar die zijn nog verder te verfijnen en nog niet toepasbaar in de praktijk. De veevoederindustrie heeft al heel wat inspanningen gedaan om kruiscontaminatie te vermijden, door bijvoorbeeld de actieve stoffen toe te voegen op het einde van het productieproces en zo de contaminatie van de productielijnen te vermijden. Contaminatie tijdens transport of op de hoeve zelf kan moeilijker uitgesloten worden.
Externe partner(s)
CER - Centre d'Economie Rurale - Département Santés