De Belgische tuinbouw in nationaal en Europees perspectief. Deel I : Nationaal perspectief

Dirk Van Lierde, Nicole Taragola

    Onderzoeksoutput: Boek/rapportRapport

    10 Downloads (Pure)

    Uittreksel

    De tuinbouw bekleedt reeds sedert geruime tijd een vrij belangrijke plaats in het geheel van de Belgische landbouwsector. In deze publicatie wordt de Belgische tuinbouw gesitueerd in het nationale perspectief, in een volgende publicatie zal de Belgische tuinbouw gesitueerd worden ten opzichte van de tuinbouw in de landen van de Europese Gemeenshap.


    Volgens de 15 mei-telling van 1996 van het nationaal Intituut voor de Statistiek bedraagt het aantal gespecialiseerde tuinbouwbedrijven 8.126. Dit is 12 % van het totaal land- en tuinbouwbedrijven. In vergelijking met 1980 is het aantal bedrijven zowel door de tuinbouwsector als voor de landbouwsector met één derde afgenomen. Het zijn vooral de kleinere tuinbouwbedrijven die verdwijnen. Voor de grotere bedrijven met een beroepsmatig karakter, is de afname beperkt en kleiner dan voor de landbouwbedrijven. Van het totaal aantal bedrijven zijn er 94 % in eht Vlaamse Gewest gelokaliseerd.


    In de periode 1980-1996 is de tuinbouwactiviteit, gemeten aan de hand van dezelfde set van brutostandaardsaldi van de teelten, met meer dan 40 % toegenomen. De landbouwactiviteit bleef nagenoeg ongewijzigd. Dit houdt dan ook in dat de economische dimensie van het gemiddeld tuinbouwbedrijf veel sterker is gestegen dan deze van het gemiddeld landbouwbedrijf. Het aandeel van de in de tuinbouw tewerkgestelde arbeidskrachten in het totaal aantal arbeidskrachten van de globale landbouwsector bedraagt 19%. In de landbouw is de arbeid overwegend familiaal, in de tuinbouw daarentegen loopt het aandeel van de betaalde arbeidskrachten op tot 30 %


    De tuinbouwactiviteit is vooral geconcentreerd op de gespecialiseerde tuinbouwbedrijven. Meer dan 95 % van de fruitteelt en de boomkwekerij komt voor op gespecialiseerde tuinbouwbedrijven. Voor de intensieve groenteteelt is het beeld anders, deze teelten komen voor meer dan de helft van het areaal voor op landbouwbedrijven. De extensieve groenteteelt, die in de definitie die voor tuinbouw wordt gebruikt niet als tuinbouwteelt wordt geklasseerd, is bijna exclusief een zaak van de landbouwbedrijven.


    Op de grotere tuinbouwbedrijven is de bedrijfsleider gemiddeld 46 jaar oud, op de grotere lanbouwbedrijven is dit 48 jaar. Van deze bedrijfsleiders werd één derde minder dan tien jaar geleden bedrijgfsleider. Ook voor wat betreft de verdeling van de bedrijfsleiders over verschillende leeftijdcategorieën is er een grote overeenkomt tussen de grotere land- en tuinbouwbedrijven. In beide sectoren is de gemiddelde bedrijfsleider van de kleinere bedrijven 10 jaar ouder dan op de groter bedrijven. Opmerkelijk is verder dat slechts op 5 % van de tuinbouwbedrijven en op 2 % van de landbouwbedrijven de verantwoordelijke voor het bedrijf een rechtspersoon is (vennootschap). De bedrijven die vrij recent werden opgericht of overgenomen.


    De productiewaarde van de totale landbouwsector bedraagt in 1995 ongeveer 250 miljard frank, het aandeel van de tuinbouwproducten hierin bedraagt 23.5 %. In vergelijking met 1980 is de nominale productiewaarde met 52 % gestegen, in reële waarde daalt deze waarde met 13 %. De reële productiewaarde van de tuinbouw (na eliminatie van de inflatie) is met 23 % toegenomen, de productiewaarde van de landbouw daarentegen is in reële waarde met 20 % gedaald. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig is de tuinbouw het snelst groeiende segment binnen de agrarsche sector. De productiewaarde van de tuinbouw bestaat voor 49 % uit groenten, voor 28 % uit niet-eetbare tuinbouwproducten en voor 23 % uit fruit. De productiewaarde van de groenten bestaat voor bijna de helft uit groenten voor verse consumptie geteeld in open lucht en voor 42 % uit groenten geteeld onder glas. Het aandeel van de glasteelt is in de bestudeerde periode sterk gestegen, in 1980 bedroeg dit aandeel stechts 29 %. De productiewaarde van de fruitteelt is voor 49 % afkomstig van appelen (vijftien jaar vroeger was dit 39 %), aardbeien komen op de tweede plaats met een aandeel van 22 % en vervolgens komen de peren met 21 %. De productiewaarde van de niet-eetbare tuinbouwproducten bestaat voor een groot deel uit boomkwekerijproducten. Het aandeel van fruit- en bosbomen bedraagt 21 % en dit van sierbomen is 15 %. Verder zijn er de azalea's met 23 % en de kasplanten met 21 %.


    In 1996 worden in totaal voor meer dan 550 miljard frank land- en tuinbouwproducten geëxporteerd. De dierlijke producten en de akkerbouwproducten nemen hierin de belangrijkste plaats in met elk 36 %, de tuinbouwproducten vertegenwoordigen 14 % (of 78 miljard frank). Een deel van deze uitvoer wordt vooral bij de landbouwproducten gevormd door afgewerkte of half-afgewerkte producten, bovendien is er ook reëxport van ingevoerde producten. De import is met 543 miljard frank bijna even groot als de export. Het aandeel van de akkerbouwproducten bedraagt hierin 40 %, de dierlijke producten vertegenwoordigen 24 % en de tuinbouwproducten 17 % (of 91 miljard frank). De overige 19 % bestaan uit andere producten. De positieve handelsbalans is vooral te danken aan het grote overschot voor de dierlijke producten. Voor de andere groepen producten is er bijna elkaar een negatief saldo.


    Bij de export van tuinbouwproducten is de export van verwerkte groenten het belangrijkst met een aandeel van 28 % in 1996. De diepgevroren groenten vormen de belangrijkste groep, de export ervan gaat in stijgende lijn. In 1996 werden voor 14,4 miljard frank diepgevroren groenten uitgevoerd, tien jaar eerder werden nog maar voor 5,3 miljard frank diepvriesgroenten uitgevoerd. Het aandeel van de export van verse groenten bedraagt 21 % van de totale export van tuinbouwproducten. In 1996 zijn de belangrijkste verse groentesoorten die geëxporteerd worden tomaten (6,2 miljard frank), kropsla (2,5 miljard frank) en verse prei (1,3 miljard frank). Het aandeel van witloof is teruggevallen tot 1 miljard frank. In een nog niet zo ver verleden was witloof nog de belangrijkste Belgische exportgroente. De export van vers fruit bedraagt 18 % van de totale export van tuinbouwproducten. Hierbij dient te worden versneld dat 27 % hiervan bestaat uit zuidvruchten, het betreft hier uiteraard wederuitvoer van ingevoerd fruit. Belangrijk is het aandeel van de appelen (4,2 miljard frank), peren (2,5 miljard frank) en aardbeien (2,4 miljard frank). Voor appelen en peren betreft het gedeeltelijk de uitvoer van ingevoerd fruit, voor aardbeien bestaat de uitvoer bijna uitsluitend uit in België geproduceerd fruit. Het aandeel van de niet-eetbare tuinbouwproducten in de export bedraagt 14 % Het betreft hier vooral kamerplanten (3,8 miljard frank), azalea's (1,7 miljard frank) en boomkwekerijproducten (1,6 miljard frank). In 1996 gaat 91 % van de tuinbouwexport naar de medelidstaten van de Gemeenschap. De belangrijkste afnemers zijn Duitsland (29 %), Frankrijk (26 pet.) en Nederland (22 %).

    De invoer van tuinbouwproducten die in 1996 91 miljard frank bedraagt bestaat voor 39 % uit vers fruit, een belangrijk deel hiervan zijn zuidvruchten. Het aandeel van de verwerkte groenten bedraagt 18 %, dit van de verse groenten 11 % De ingevoerde tuinbouwproducten komen voor 66 % uit medelidstaten van de Gemeenschap. Nederland is de belangrijkste leverancier met 24 % van de totale invoerwaarde; verder volgen Frankrijk (15 %), Spanje (9 %), Duitsland (7 %) en Italië (6 %).

    Oorspronkelijke taalNederlands
    Plaats productieBrussel
    UitgeverijMinisterie van Middenstand en Landbouw, Centrum voor Landbouweconomie (CLE)
    VolumeA82
    Aantal pagina’s102
    PublicatiestatusGepubliceerd - feb.-1998

    Publicatie series

    NaamC.L.E.-Studie
    UitgeverijMinisterie van Middenstand en Landbouw, Centrum voor Landbouweconomie (C.L.E.)
    Nr.A82
    ISSN van geprinte versie0774-4072

    Dit citeren