Projecten per jaar
Uittreksel
Klauwproblemen en kreupelheid bij varkens zijn multifactoriële aandoeningen en zijn een belangrijk aandachtspunt voor het dierenwelzijn en de rentabiliteit van het bedrijf. Bijna alle zeugen hebben één of meer klauwproblemen, variërend in type en ernst. Om klauwproblemen bij varkens te voorkomen, moet de kwaliteit van de klauw gehandhaafd blijven zodat de hoornproductie optimaal blijft. Zink, als essentieël micromineraal, is belangrijk voor veel lichaamsfuncties en lijkt belangrijk te zijn voor hoornproductie (Hoofdstuk 1), maar de precieze rol is onduidelijk. Binnen dit proefschrift zal het bepalen van Zn status en de rol van Zn concentratie in het voeder op Zn status en klauwkwaliteit bij varkens centraal staan (Hoofdstuk 2).
In de eerste studie (Hoofdstuk 3) werden biomarkers voor Zn status beoordeeld op de geschiktheid om Zn deficiëntie te diagnosticeren of om de Zn behoefte en beschikbaarheid te bepalen bij productiedieren. De reactie van biomarkers op verschillende Zn concentraties in het voeder verschilde tussen biomarkers en niet alle biomarkers zijn geschikt voor alle doelstellingen. Biomarkers moeten daarom gekozen worden op basis van de studie-specifieke doelstelling.
In een observationele studie (Hoofdstuk 4) werden de variaties van biomarkers voor Zn status gedurende een reproductieve cyclus bij 5 primipare en 10 multipare zeugen gevolgd. De zeugen kregen een voeder met 124.2 mg Zn/kg tijdens dracht en 124.5 mg Zn/kg tijdens lactatie (adequate Zn concentratie boven de aanbevolen behoefte van 100 mg Zn/kg). Voor elke Zn status biomarker (plasma Zn, serum metallothioneïne, serum alkalisch fosfatase en serum albumine concentratie) werden fluctuaties waargenomen gedurende de reproductieve cyclus, onafhankelijk van pariteit. De waargenomen patronen verschilden echter tussen de biomarkers.
Reproductie beïnvloedde de concentraties van biomarkers voor Zn status. De Zn bron, eiwitbron en Zn concentratie in het voeder zijn echter ook factoren die mogelijk een effect hebben op Zn status. De impact van Zn bron en eiwitbron werd geïdentificeerd bij 56 zeugen tijdens late dracht (Hoofdstuk 5). De zeugen werden gedurende 20 dagen gevolgd en de Zn concentratie in het voeder was adequaat. Fluctuaties in plasma Zn and serum metallothioneïne concentraties als Zn status biomarker werden waargenomen, maar er werd geen interactie gevonden tussen Zn- en eiwitbron. Noch Zn bron noch eiwitbron beïnvloede de schijnbare faecale Zn absorptie of de faecale Zn concentratie. De verteerbaarheid van nutiënten was lager bij zeugen gevoederd met gehydrolyseerd verenmeel.
De impact van Zn concentratie in het voeder op de biomarkers voor Zn status en klauwkwaliteit werd onderzocht bij gespeende biggen (Hoofdstuk 6a) en zeugen (Hoofdstuk 6b). Bij niet-gesupplementeerde gespeende biggen was de plasma Zn concentratie lager dan bij biggen die gedurende 5 weken 100 mg toegevoegd Zn/kg voeder werden gevoederd. Hoorngroei en slijtage waren ook lager voor deze groep biggen. Hoewel klauwconformatie verschilde, weken histologische kenmerken niet af (Hoofdstuk 6a). In de longitudinale studie bij zes groepen zeugen, werden zeugen binnen elke groep willekeurig verdeeld in een voedergroep variërend in Zn concentratie (0, 50 of 100 mg toegevoegd Zn/kg voeder) en gehuisvest in vaste groepen van dag 28 tot dag 108 tijdens dracht op een vloer van beton of beton met rubber toplaag (Hoofdstuk 6b). In deze longitudinale studie verschilde biomarkers voor Zn status (serum metallothioneïne concentratie en Zn concentraties in plasma, bot, lever, en hoornwand) niet tussen de verschillende voedergroepen. De waargenomen fluctuaties van Zn status biomarkers tijdens de reproductive cycles in hoofdstuk 4 werden bevestigd in deze studie. Voor klauwkwaliteit lijkt Zn concentratie in het voeder een ondergeschikte rol te spelen, vooral in vergelijking met de effecten gevonden voor vloertype. Ondanks een aantal verschillen tussen voedergroepen voor klauwproblemen en klauwconformatie werden geen systematische verschillen gevonden.
De bevindingen van dit proefschrift tonen aan dat biomarkers voor het bepalen van Zn status zorgvuldig geselecteerd dienen te worden en dat de waargenomen concentraties beïnvloed worden door de fase in de reproductie. De concentraties in het bloed lijken onafhankelijk te zijn van Zn concentratie in het voeder, Zn bron en eiwitbron. Klauwkwaliteit leek niet te worden beïnvloed door de Zn concentratie in het voeder bij zeugen, maar kan bij jonge dieren belangrijk zijn wanneer geen Zn werd toegevoegd aan het voeder.
In de eerste studie (Hoofdstuk 3) werden biomarkers voor Zn status beoordeeld op de geschiktheid om Zn deficiëntie te diagnosticeren of om de Zn behoefte en beschikbaarheid te bepalen bij productiedieren. De reactie van biomarkers op verschillende Zn concentraties in het voeder verschilde tussen biomarkers en niet alle biomarkers zijn geschikt voor alle doelstellingen. Biomarkers moeten daarom gekozen worden op basis van de studie-specifieke doelstelling.
In een observationele studie (Hoofdstuk 4) werden de variaties van biomarkers voor Zn status gedurende een reproductieve cyclus bij 5 primipare en 10 multipare zeugen gevolgd. De zeugen kregen een voeder met 124.2 mg Zn/kg tijdens dracht en 124.5 mg Zn/kg tijdens lactatie (adequate Zn concentratie boven de aanbevolen behoefte van 100 mg Zn/kg). Voor elke Zn status biomarker (plasma Zn, serum metallothioneïne, serum alkalisch fosfatase en serum albumine concentratie) werden fluctuaties waargenomen gedurende de reproductieve cyclus, onafhankelijk van pariteit. De waargenomen patronen verschilden echter tussen de biomarkers.
Reproductie beïnvloedde de concentraties van biomarkers voor Zn status. De Zn bron, eiwitbron en Zn concentratie in het voeder zijn echter ook factoren die mogelijk een effect hebben op Zn status. De impact van Zn bron en eiwitbron werd geïdentificeerd bij 56 zeugen tijdens late dracht (Hoofdstuk 5). De zeugen werden gedurende 20 dagen gevolgd en de Zn concentratie in het voeder was adequaat. Fluctuaties in plasma Zn and serum metallothioneïne concentraties als Zn status biomarker werden waargenomen, maar er werd geen interactie gevonden tussen Zn- en eiwitbron. Noch Zn bron noch eiwitbron beïnvloede de schijnbare faecale Zn absorptie of de faecale Zn concentratie. De verteerbaarheid van nutiënten was lager bij zeugen gevoederd met gehydrolyseerd verenmeel.
De impact van Zn concentratie in het voeder op de biomarkers voor Zn status en klauwkwaliteit werd onderzocht bij gespeende biggen (Hoofdstuk 6a) en zeugen (Hoofdstuk 6b). Bij niet-gesupplementeerde gespeende biggen was de plasma Zn concentratie lager dan bij biggen die gedurende 5 weken 100 mg toegevoegd Zn/kg voeder werden gevoederd. Hoorngroei en slijtage waren ook lager voor deze groep biggen. Hoewel klauwconformatie verschilde, weken histologische kenmerken niet af (Hoofdstuk 6a). In de longitudinale studie bij zes groepen zeugen, werden zeugen binnen elke groep willekeurig verdeeld in een voedergroep variërend in Zn concentratie (0, 50 of 100 mg toegevoegd Zn/kg voeder) en gehuisvest in vaste groepen van dag 28 tot dag 108 tijdens dracht op een vloer van beton of beton met rubber toplaag (Hoofdstuk 6b). In deze longitudinale studie verschilde biomarkers voor Zn status (serum metallothioneïne concentratie en Zn concentraties in plasma, bot, lever, en hoornwand) niet tussen de verschillende voedergroepen. De waargenomen fluctuaties van Zn status biomarkers tijdens de reproductive cycles in hoofdstuk 4 werden bevestigd in deze studie. Voor klauwkwaliteit lijkt Zn concentratie in het voeder een ondergeschikte rol te spelen, vooral in vergelijking met de effecten gevonden voor vloertype. Ondanks een aantal verschillen tussen voedergroepen voor klauwproblemen en klauwconformatie werden geen systematische verschillen gevonden.
De bevindingen van dit proefschrift tonen aan dat biomarkers voor het bepalen van Zn status zorgvuldig geselecteerd dienen te worden en dat de waargenomen concentraties beïnvloed worden door de fase in de reproductie. De concentraties in het bloed lijken onafhankelijk te zijn van Zn concentratie in het voeder, Zn bron en eiwitbron. Klauwkwaliteit leek niet te worden beïnvloed door de Zn concentratie in het voeder bij zeugen, maar kan bij jonge dieren belangrijk zijn wanneer geen Zn werd toegevoegd aan het voeder.
Oorspronkelijke taal | Engels |
---|---|
Plaats van publicatie | Gent |
Uitgever | |
Publicatiestatus | Gepubliceerd - 18-dec.-2015 |
Vingerafdruk
Bekijk de onderzoeksthema's van 'Zinc status assessment and the impact of dietary zinc on claw quality in pigs'. Samen vormen ze een unieke vingerafdruk.Projecten
- 1 Afgerond
-
ZEUKREU: De ontwikkeling en preventie van klauw- en pootproblemen bij zeugen in groepshuisvesting : interactieve effecten van gedrag, voeding en stalvloer
De Campeneere, S. (Projectverantwoordelijke), Millet, S. (Projectbegeleider), Tuyttens, F. (Projectbegeleider), Van Riet, M. (Voormalig Onderzoeker) & Bos, E.-J. (Voormalig doctoraatsstudent)
1/11/10 → 31/01/15
Project: Onderzoek